Objecten 7: Homo Homini Lupus Est
De titel van het Kunstwerk voor Outside Artoll, “Ondergang, Verdieping” bevindt zich bij een graf. De
twee diermensen/ mensdieren overzien het geheel terwijl men een zacht lied hoort: “Jesus Blood
Never Failed Me Yet” (Gavin Bryars, 1971); een lied over schuld en onschuld. Het werk van Riëtte van
Dijk is ontstaan in het langjarig project “Kamer van Hoop”, momenteel met de werktitel “De mens is de
mensen een wolf”. De locatie, het lied, twee mensdieren of diermensen en een graf benadrukken de
geschiedenis van de locatie en de noodzaak balans te vinden tussen waan en verstand. ArToll
Kunstlabor - ArToll Kunstlabor (jimdofree.com). Foto’s op deze site onder Galerie/ Objecten/
Monumentaal.
Der Titel des Kunstwerks für Outside Artoll, “Untergang, Vertiefung”, befindet sich bei einem
abgebauten Grab. Die zwei Tiermenschen/ Menschtieren übersehen das Ganze währenddessen
mann ein sanftes Lied hört: „Jesus Blood Never Failed Me Yet“ (Gavin Bryars, 1971); ein Lied der
Schuld und Unschuld. Die Arbeiten von Riëtte van Dijk entstehen im Rahmen des langfristigen
Projektes “Zimmer der Hoffnung” und zur Zeit geht das mit der Arbeitstitel “Der Mensch ist dem
Menschen ein Wolf“. Der Ort, ein Lied, zwei Menschtiere oder Tiermenschen und ein Grab betonen die
Geschichte dieser Ort und die Notwendigkeit Balanze zu finden zwischen Wahn und Sinn. ArToll
Kunstlabor - ArToll Kunstlabor (jimdofree.com). Photo’s auf dieser website unter Galerie/ Objecten/
Monumentaal.
Objecten 6: Homo Homini Lupus Est
Mijn actuele project heeft als titel “Homo Homini Lupus Est”. In dit project zijn wezens ontstaan, half
mens en half dier, gevangen in machteloosheid. Machteloosheid is een belangrijk thema in mijn kunst.
Deze gemoedstoestand kan mensen tot agressie of apathie voeren maar altijd veroorzaakt zij lijden.
De beelden, meestal klein, zijn opgebouwd met allerlei materialen, vaak met delen van knuffels en
afgewerkt met “gietwas”. Ze hebben daardoor een gevoelige “huid”. De schilderijen zijn binnen
hetzelfde project ontstaan naar aanleiding van de beelden.
Afgedankte materialen als inspiratiebron
Ik werk graag met afgedankte materialen, letterlijk en als inspiratiebron. Zo ook met knuffels. Knuffels
geven troost, bescherming en veiligheid (veelal) aan kinderen. Je kunt er een persoonlijkheid van
maken, ze een naam geven. Een imaginaire relatie aangaan, die het mogelijk maakt alles met “jouw”
knuffel te delen in een onvoorwaardelijke vrijheid. Aan knuffels kleeft veel genegenheid. Dat denk ik
als ze in de kringloopwinkel in een bak liggen te wachten op een tweede of derde leven. Ik neem ze in
mijn handen, bekijk ze, selecteer en verzamel en tenslotte koop ik ze. Ik vervorm ze naar een
volwassen wereld, maak ze tot nieuwe objecten van genegenheid en troost. De afwerking met was
zorgt voor een sereen beeld en geeft de beelden een zachte, kwetsbare uitstraling. Daarmee komen
ze dichtbij de oorspronkelijke uitstraling van de knuffels die erin verwerkt zijn.
De titels
De titels van mijn werk ontleen ik veelal aan muziek van de afgelopen 70 jaar. In het project Homo
Homini Lupus Est komen ze uit protestsongs, een genre dat na de Tweede Wereldoorlog een grote
vlucht nam. Zangeressen en zangers gaven en geven een stem aan de vele mensen die zich
verzetten tegen oorlog, discriminatie, agressie, onderdrukking, onvrijheid. Het zijn juist die
gebeurtenissen die de noodzaak benadrukken van troost, geborgenheid, bescherming en hoop op een
betere wereld.
Objecten 5: Tactiel Textiel
Katoen kwam uit India en Egypte, zijde uit China, laken uit Leiden. Het maken van textiel is door de
eeuwen heen ontwikkeld van ambacht tot digitaal productieproces. Textiel is vanzelfsprekend
aanwezig in ons leven. Textiel beschermt, omwikkelt, kietelt, houdt warm, verbindt, geeft kleur,
verbergt en onthult, maakt ons mooi of juist niet, geeft identiteit. In de afgelopen jaren heb ik gewerkt
aan objecten en votief-kleden. Het werk refereert aan de vroege productie en gebruik van textiel. In
het vijfde project onder de werktitel “The Room of Hope” onderzoek ik de beeldende en expressieve
mogelijkheden van textiel. Soms vormgevend, soms als drager van mijn schilderwerk.
Objecten 4: Wonderbaarlijke mensen
In het project “the Room of Hope” zet Riëtte van Dijk sinds 2009 thema’s als vergankelijkheid en
vervreemding centraal. Thema’s die zij gestalte geeft met gebruik van steeds nieuwe vormen,
composities en materialen. Voor deze expositie heeft Riëtte van Dijk bijzondere poppen gemaakt van
verschillende materialen. Ze lijken vanzelfsprekend aanwezig. Waarom dat zo is? Ze troosten en
omarmen; laten tegelijk een verontrustende wereld zien, waarin het onvolmaakte veel ruimte krijgt.
Onder de titel “Stilte A.U.B.” refereren haar poppen aan menswaardigheid. Zij “vertellen hun verhaal”
in het kerkje. In de expositie “Stilte A.U.B.” zijn daarnaast bronzen te zien. (www.riettevandijk.nl)
“Poppen zijn imitaties van levende wezens of fantasiefiguren. De eerste poppen hadden een religieuze
functie. Soms werden poppen als geluksbrengers cadeau gegeven, soms als “ lesmateriaal” of
vruchtbaarheidssymbool gebruikt en pas later als speelgoed. Poppenkast- poppen en marionetten
hebben een theatrale, dramatische functie. Materialen en uitdrukkingen van poppen waren vanaf het
begin gebaseerd op hun functie. Poppen werden en worden gemaakt van steen, klei, hout, stof en
andere materialen. Poppen spelen vanouds een rol in de toneelkunst. In de folklore tref je wel reuzen
aan, stadsreuzen, die je als zeer grote pop kunt beschouwen .”
Objecten 3, Room of hope
De objecten zijn assemblages van “objets trouvées”. Net als in mijn (reliëf-) schilderijen, maak ik met
dit materiaal beelden van verstilde levens, waarin het bizarre en het kwetsbare samenkomen. Mijn
objecten ogen meestal monochroom, zijn uitgevoerd in was.
Objecten 2, “een concept"
De zeer oude zingt:
Er is niet meer bij weinig
Noch is er minder
Nog is onzeker wat er was
Wat wordt wordt willoos
Eerst als het is, is het ernst
Het herinnert zich heilloos
En blijft ijlings
Alles van waarde is weerloos
Wordt van aanraakbaarheid rijk
En aan alles gelijk
Als het hart van de tijd
Als het hart van de tijd
Lucebert, 1974
Miljarden mensen zetten en hangen veelal in serie gemaakte afbeeldingen, beeldjes en objecten in
hun huis. Ooit waren ze van waarde voor de bezitter: om troost te geven, genezing, spel, herinnering,
herkenning, “thuis-gevoel” tot het vullen van een lege hoek. Die enorme hoeveelheid - afgedankte -
stille getuigen geeft een fascinerende indruk van “de ziel” van de Nederlanders. Al heel lang zijn
kunstenaars, designers, modemakers, architecten, bezig om nieuwe afbeeldingen, beelden en vormen
te maken. Daarbij geleid door de wetten van de kunsten, waarin het begrip “kwaliteit” een belangrijke
rol speelt. Een kunstenaar moet het ambacht beheersen, dus alle ingezette artistieke middelen
vakkundig gebruiken. Bovendien moet de kunstenaar persoonlijke uitdrukkingsvaardigheid tonen, door
een eigen, unieke beeldtaal te ontwikkelen en toe te passen. Startpunt is voor van Dijk het verzamelen
van de stille getuigen. Ze kiest alleen die spullen, die naar haar oordeel voldoende beeldende en
expressieve mogelijkheden hebben. Ze demonteert, bewaart alleen wat zij waardevol acht. Vervolgens
assembleert zij nieuwe objecten. In november 2007 presenteerde van Dijk dit werk voor het eerst, in
het kerkje van Persingen.
"Objecten 1, een project" (zie archief)
Oude huizen, boerderijen, monumenten, ruines. Afgetakeld, vervallen, ontmanteld en gesloopt of.....
gerestaureerd. Talloze keren zag ik – gefascineerd - zware balken als dragend skelet, meestal van
een dak, de lucht in steken. Aangetast door de jaren is het gekromd, heeft het gekreund en gekraakt.
Is het vermolmd. Balken, te zwaar om te tillen door twee mannen. Even later - als nutteloos materiaal -
op een hoop gegooid. Dragend hout. Ambachtelijk gevormd en bewerkt, functioneel, door toegewijde
handen. Al heel lang wilde ik met dit hout werken. De aantasting van al die jaren volgen, de vorm
volgen, de boom volgen.... . De kracht volgen, zagen en hakken.. Ik begon er aan en had nog geen
idee waar ik uit zou komen. Al werkend werd me duidelijk (gemaakt), dat ik er daarmee nog niet was.
Want de functionele vorm bleef sterk aanwezig. Op een moment, ik kan het achteraf niet meer
aanwijzen, begon ik tekeningen op het ruwe hout te schetsen. In mijn eigen beeldtaal. Dat beviel me.
Ik besloot het hout te schuren en te harsen, te pleisteren en te polijsten, een nieuwe huid te geven,
meegaand met de vorm. Het werden serene objecten, waar ik zonder aarzeling mijn beeldtaal aan
toevoegde: mensen en symbolen. Nu echter niet op het platte vlak, maar in een met toewijding
geschapen, driedimensionale omgeving. Het dragend hout heeft een gezicht gekregen. Twee jaar heb
ik er aan gewerkt. Het resultaat van dit project is eind 2007 geëxposeerd in het kerkje van Persingen
(Ooypolder bij Nijmegen).